vrijdag 17 juni 2011

Motten in huis

Vaststelling:
Sinds enkele weken zie ik thuis meer en meer motten rondvliegen, ondertussen zie ik er bijna elke dat ergens eentje. Ik ken er niet zo veel van, maar ik weet wel dat het niet goed is als er motten in huis zijn omdat ze dikwijls in etenswaren zitten (wat ik tot nu toe nog niet gezien heb, maar wie weet). Ik weet ook niet van waar ze ineens komen, wat ze doen en hoe ik er weer van af kan geraken.

Leerwens:
Ik wil meer over deze beestjes te weten komen omdat ik er toch niet helemaal gerust in ben. Ik wil vooral weten of ze gevaarlijk zijn voor de gezondheid? Want ik kan me wel voorstellen dat het niet bevorderlijk is als ze in etenswaren zitten. En wat ze precies doen dat ze schadelijk zijn.
Waar ligt het verschil tussen motten en vlinders, want motten lijken heel erg op nachtvlinders? En planten motten zich ook voort zoals vlinders? Horen kledingmotten bij dezelfde soort als die motten die in etenswaren zitten?
Hoe kan ik vermijden dat er motten in huis komen en hoe geraak ik er nu terug van af?

Actieplan:
Ik zoek eerst informatie op internet op en eventueel in de bibliotheek. Ik hoop dat ik er op die manier meer over te weten kom en afhankelijk van het resultaat zal ik de motten op een of andere manier proberen te bestrijden.

Leerplandoelen WO die ik wou bereiken en doelen waarin ik me wou verdiepen:
7.3 Kinderen ontdekken in hun omgeving een aantal levensgemeenschappen of biotopen.
7.5 Kinderen ontdekken dat er tussen mensen onderling, dieren onderling en planten onderling veel gelijknissen bestaan.
7.6 Kinderen zien in dat mensen, dieren of planten op een eigen manier trachten in leven te blijven.
7.14 Kinderen zien in dat leefgewoonten de gezondheid kunnen bevorderen en handelen er naar.

Mijn leerresultaat:
Het belangrijkste eerst: Ik lees dat motten NIET gevaarlijk zijn voor onze gezondheid.
Motten zijn eigenlijk gewoon nachtvlinders (Heterocera). Dit wist ik niet. Ik dacht dat er een verschil was en dat alle soorten motten op een of andere manier schadelijk zijn.
In Vlaanderen komen ongeveer 2000 soorten nachtvlinders voor. Slechts een kleine minderheid daarvan (hooguit een tiental) kunnen zich binnenshuis voortplanten. De overgrote meerderheid van de nachtvlinders of motten zijn dus onschuldige planteneters.
Maar de motten zelf zijn sowieso niet het grote probleem, het zijn echter de larven van bepaalde soorten nachtvlinders (motten) die schadelijk zijn omdat zij leven van voor de mens nuttige of belangrijke producten. Voor deze schadelijke soorten wordt dus vaak het woord mot gebruikt. Van de schadelijke (kleer)motjes zijn er verschillende soorten: sommige die zich gespecialiseerd hebben in textiel zoals de Pelsmot of de Kleermot. Ook gedroogde bloemen of ander plantaardig materiaal kan voor sommige rupsjes als voedsel dienen. Tenslotte zijn er enkele motjes, zoals de Indische meelmot, waarvan de rupsjes in voedingswaren worden aangetroffen. In de natuur spelen nachtvlinderrupsen een belangrijke rol in de opeetlijn, ze zijn voedsel voor vogels.


Hoe een mottenplaag voorkomen of bestrijden?
Binnenshuis verkiezen motten als het kan vochtige omstandigheden. Een mottenplaag kan dus worden vermeden door te zorgen voor droge ruimtes met een lage luchtvochtigheid. Kleermotten houden van kleren die al lang in de kast liggen en niet meer gewassen werden. Dus het helpt om kleren en kasten regelmatig grondig te reinigen. Aangetaste kleding die niet gewassen mag worden kan ook enkele dagen in plastieken zakken de diepvries in, waardoor de larven afsterven. Cederhouten blokjes of lavendelzakjes in de kleerkast, daar houden motten ook niet van. Het gebruik van mottenballen wordt vaak afgeraden vanwege de chemicaliën die ervoor worden gebruikt.


Met welke soort motten heb ik het hier te maken?
Na het opzoeken van informatie over de verschillende soorten schadelijke motten weet ik dat het de Indische meelmot of vruchtmot is die het zich hier gezellig heeft gemaakt.

Indische meelmot (Plodia interpunctella)


Kenmerken:

Vleugels roodbruin en blauwig getekend en in het midden een brede, gele dwarsband.

Voorkomen:

Kosmopoliet, in opslagruimten, pakken meel, ook in het vrije veld.

Levenswijze:

De soort behoort voor de mens tot één van de schadelijkste voorraadinsecten ter wereld. De rups leeft in droge graanproducten (meel), gedroogde vruchten en in allerlei zoetwaren.
De vrouwtjes leggen 200 (maar dan kan oplopen tot 500) eieren, los in het product.
De larven maken spinsels, meel gaat dan in trossen samenhangen.
De uit de eitjes komende larven van de meelmot voeden zich met allerlei levensmiddelen; de andere levensstadia tasten niets aan.
Volwassenen larven verlaten hun voedselbron om op zoek te gaan naar een verpoppingplaats (naden en kieren).
Schade:
Materiaal- en kwaliteitsverlies door aantasting van meel, meelproducten, cacao, chocolade, gedroogde groenten, vruchten, noten en andere plantaardige producten.
Verontreiniging door spinsels en uitwerpselen van de larven.
Meel dat door de larven van de meelmot is samengesponnen, kan voor verstopping zorgen.
Wering/preventie:
• Temperatuur in opslagruimten lager houden dan 13 graden.
• Leeggekomen ruimten goed schoonmaken.
• Voedingsmiddelen zo mogelijk in goed afsluitbare bussen bewaren.
• Aangetaste voorraden vernietigen.
• Oude voorraden eerst opgebruiken.

Welke stappen ga ik nu ondernemen?
Ik ga eerst gericht zoeken waar de motten hun eitjes leggen. Vermits ik weet dat het hier om de vruchtmot gaat, moet ik tussen alle droge levensmiddelen gaan zoeken, zoals meel, rijst, suiker,... Ik hoop dus dat ik daar in één van die kasten de gesponnen draadjes ga tegenkomen. En dan moet ik heel die kast goed uitwassen, blijkbaar gaat dat goed met azijn, want daar houden motten niet van. En alle levensmiddelen uit deze kast zal ik dan wel moeten verwijderen, want ik wil echt af zijn van deze beestjes.
Dus nu eerst op zoektocht gaan!

Wat ik nog te weten ben gekomen:
Het meest interessante voor mij was dat motten gewoon nachtvlinders zijn. En dat er verschillende soorten schadelijke motten zijn, zoals de kleermot, de pelsmot of de Indische meelmot en dat die niet allemaal en in eten en in kleding zitten. Heel belangrijk vind ik ook wel dat motten niet echt gevaarlijk zijn voor mensen, dus het is wel lastig om ze in huis te hebben en ik ga alles doen om er zo snel mogelijk van af te geraken, maar ik weet dat ik er niet ziek van ga worden. Er zijn ook verschillende bestrijdingsmiddelen zoals Lijmvallen, Geurballen of Cassettes met bestrijdingsmiddel.

Bronnen:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nachtvlinder_(dier)
http://www.wals-ongediertebestrijding.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=21&Itemid=67
http://www.natuurpunt.be/nl/Vraag-er-zitten-motten-in-huis-zijn-dat-kleermotten_57.aspx
http://www.soortenbank.nl/soorten.php?soortengroep=insecten&id=947

Conclusie / betekenis voor de kleuters:
Ik kan me wel voorstellen dat er in een klas ook ooit motten zouden kunnen zijn en dan vind ik het wel goed om er op in te kunnen spelen als kleuters die zien. Ook bij een thema zoals vlinders zou het misschien wel interessant kunnen zijn om ook iets te doen rond nachtvlinders en motten. De meeste kleuters weten wel dat rupsjes bladeren eten, maar ze gaan waarschijnlijk niet weten dat sommige larven van nachtvlinders bv. heel graag chocolade hebben, zoals zij zelf.

zaterdag 21 mei 2011

Wat de boer niet kent dat eet hij niet!

Vaststelling:
Ook deze vaststelling ontstaat op mijn werk, maar heeft even groot belang in een (kleuter)school: Er is een discussie of de kinderen hun boterhammen moeten opeten / Hoeveel ze ervan moeten eten / Hoeveel ze mogen laten liggen? Er zijn dikwijls kinderen die hun boterhammen niet opeten, die zeggen dat ze bepaalde dingen niet lusten. Ik weet van mezelf dat ik sommige dingen heb “leren eten” (spruiten, witloof,…), maar andere dingen, bv. venkel, lust ik echt niet!

Leerwens:
Na aanleiding van deze discussie stel ik me nu dus de vraag of er echt wel dingen zijn die we nooit gaan lusten? Of kunnen we toch alles “leren eten”? Hoe komt het dat de smaakzin al dan niet verandert als we dingen vaker proeven?

Actieplan:
Ik ga hier informatie over opzoeken (op internet en eventueel in de bib). Afhankelijk van de opgedane informatie wil ik dit inbrengen in de discussie over “Hoeveel van hun boterhammen moeten kinderen eten? En wat als ze iets echt niet lusten?”

Opmerking:
Naar mijn mening is het belangrijk dat we kinderen terug leren om naar hun eigen lichaam te luisteren, dus als ze zeggen dat ze genoeg hebben dan moeten we erop vertrouwen dat dat ook wel zo is en moeten we hun niet aanmoedigen om nog een paar hapjes te nemen. Maar het probleem dat ik hierbij wel redelijk vaak ondervind is dat de kinderen hun boterhammen niet lusten en daarom willen stoppen met eten. En juist op dit moment stel ik me de vraag of ik ze nu wel of niet moet aanmoedigen om nog een hap te nemen?

Leerplandoelen WO die ik wou bereiken en doelen waarin ik me wou verdiepen:
0.9 Kinderen kunnen nauwkeurig waarnemen met al hun zintuigen
4.1 Kinderen ontwikkelen een gedifferentieerd beeld van zichzelf
4.3 Kinderen ontwikkelen een genuanceerde kijk op hun eigen gevoelens en gaan er op een adequate wijze mee om.
4.4 Kinderen leven bewust met en genieten van hun lichaam

Mijn leerresultaat:

Ik heb tijdens mijn opzoekwerk heel wat boeiende informatie gevonden over de smaak en de verandering ervan bij kinderen en volwassenen. Maar eerst de antwoorden op mijn vragen:

Uit onderzoeken blijkt dat kinderen (of ook volwassenen) een niet-vertrouwde voedingsware minstens tien keer op hun bord moeten krijgen vóór ze die leren te appreciëren. De aanpak speelt hierbij een zeer grote rol. Het werkt het best om kinderen regelmatig een klein beetje van de nieuwe voedingsware te laten proeven.
Eigenlijk kunnen we op die manier wel alles leren eten. Maar er zijn ook etenswaren waartegen we een enorme aversie hebben, omdat we er eens ziek van zijn
geworden. Die informatie is dan ergens in je brein opgeslagen. Kinderen zijn zich daar soms niet eens van bewust. Doordat ze eens ziek werden toen ze heel klein waren, lusten ze soms jarenlang bepaalde gerechten niet.
En dan is er nog de aversie die we meekrijgen door onze culturele achtergrond. In Afrika eten ze apenvlees en in China hond. Dat gaat er bij ons niet in. Dat taboe noemen we cognitieve aversie.
Leren lusten moet altijd leuk blijven, anders kunnen kinderen wel degelijk een cognitieve aversie krijgen, een aversie gebaseerd op herinneringen. Dus in het begin best de nieuwe etenswaren mengen met gekende dingen die het kind wel graag lust en elke keer de verhouding een beetje aanpassen, dus iets meer van de nieuwe en minder van de gekende etensware. Op die manier kan het kind het nieuwe leren lusten.

Leuke weetjes:
- De eerste twee jaar proeven kinderen van alles. Maar daarna maakt hun smaakontwikkeling een periode van neofobia door. Neofobia (of voedingsfobie) staat voor de angst voor nieuw eten. Die angst kent een piek tussen het tweede en vijfde levensjaar.
- De smaakontwikkeling start al in de baarmoeder. Rond de twaalfde week van de zwangerschap zijn er al de smaakpapillen aanwezig in het mondje van de foetus. De foetus neemt vruchtwater in het mondje, laat dit langs de tong lopen en dan door de neus weer naar buiten stromen. De smaak van het vruchtwater wordt bepaald door wat de moeder eet. Wanneer de moeder gevarieerd eet went het kindje in haar buik de hele zwangerschap lang dus al aan verschillende smaken en kan het al een voorkeur voor bepaalde smaken ontwikkelen. Een baby kent voor de geboorte al het verschil tussen bitter, zoet en zuur.
- Bij de geboorte heeft een baby duizenden smaakpapillen. Hierdoor is het kindje heel gevoelig voor smaken en heeft een voorkeur voor milde smaken. Snel neemt het aantal smaakpapillen in de mond af. Met tien jaar is er nog maar de helft over en op de leeftijd van 30 jaar heeft een mens nog maar 250 smaakpapillen over. Hierdoor kunnen volwassenen veel meer verschillende smaken waarderen en ook veel meer sterkere smaken aan. Als volwassenen proeven we dus eigenlijk gewoon minder.
- De aangeboren voorkeur van baby’s gaat uit naar zoet. Dit heeft twee redenen:
1. Bitter en zuur staan in de natuur vaak voor dingen die niet goed zijn, ze waarschuwen voor giftige stoffen.
2. De voorkeur voor zoet komt ook voort uit een sterke behoefte aan koolhydraten (zetmeel en suikers) voor de enorme groei die kinderen hun eerste jaar doormaken.
- Na de geboorte zal het kindje borstvoeding of flesvoeding gaan krijgen. Kunstvoeding smaakt altijd hetzelfde, terwijl moedermelk steeds weer anders smaakt, afhankelijk van de voeding van de moeder. Hierdoor wordt een kindje dat borstvoeding krijgt al aan veel meer verschillende smaken blootgesteld dan een kindje dat flesvoeding krijgt.
- Vijfenzeventig procent van wat wij proeven wordt bepaald door wat we ruiken.
- Er is een verschil bij smaken van jongens en meisjes: Meisjes zijn beter in het herkennen van smaken dan jongens; Meisjes hebben een voorkeur voor niet al te sterke smaken, jongens daarentegen houden meer van extreme smaken, bv. heel zure smaken.
- De reclame beïnvloedt de smaakontwikkeling: Kinderen die regelmatig junkfood en frisdrank consumeren of hier reclame van zien hebben meer behoefte aan zoet, zout en vet voedsel. Dit gaat zover dat kinderen eerder voor cornflakes kiezen met een leuke tekening die ze kennen op de doos dan een gewone doos. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat herkenbare figuren op de verpakking zorgen voor verandering van smaak bij kinderen.
- Bij zwangere vrouwen, zieke mensen (bv. kankerpatiënten) en oudere mensen kunnen smaak- en reukzin veranderen, waardoor ze bepaalde voedingswaren ineens wel of niet meer lusten.

Betekenis voor de kleuters:
Als een kind zegt dat het iets niet lust, laat ik hem/haar wel één hapje nemen om te proeven, want anders kan hij/zij de nieuwe voedingsware ook niet leren lusten. Maar daarna moet de kleuter er niet verder van eten als hij/zij het niet lust. Misschien kan het nieuwe eten ook gecombineerd worden met bekende, lekkere dingen. Hierbij is communicatie naar de ouders toe van groot belang.

Bronnen:
http://www.e-gezondheid.be/uw-kind-weigert-groenten-te-eten/actueel/1232
http://www.e-gezondheid.be/zijn-kinderen-beinvloedbaar-niet-meer-of-niet-minder-dan-hun-ouders/blog/835
http://www.gezonderafvallen.nl/page/2191/wat-we-nog-niet-wisten-over-de-smaak-van-kinderen.html
http://www.opvoedadvies.nl/smaakontwikkeling.htm
http://www.suikerinfo.nl/nieuwsbrief/sip18/Smaakvoorkeuren-aanleren-is-leeftijdsloos.html
http://www.osteopathiebijkinderen.com/documents/100506_Waaromvindikdingennietlekker.pdf

donderdag 19 mei 2011

Koortsblaasjes - niet alleen esthetisch hinderlijk, maar ook pijnlijk en besmettelijk

Vaststelling:
Ik ben in de buitenschoolse opvang aan het werken en er is één kleuter aanwezig met een grote koortsblaas op haar bovenlip. Er ontstaat een gesprek tussen dit meisje en andere kleuters over dat “ding” op haar lippen. Sommigen vinden het vies, sommigen weten wel dat het een koortsblaasje is, maar daar houdt het dan ook bij op.
Ik wil op hun gesprek inspelen en hun uitleggen waarom dit meisje nu een koortsblaasje heeft, maar mijn kennis hierover is beperkt.

Leerwens:
Om de kleuters goede antwoorden te kunnen bieden op de dingen die hun bezighouden, wil ik meer te weten komen over koortsblaasjes. Ik wil concreet weten waarom we koortsblaasjes krijgen, of alle mensen dit ooit eens kunnen krijgen (ik ken namelijk mensen die zeggen dat ze dit nog nooit hadden), in welke maat het besmettelijk is, wat je er best aan kan doen enz.

Actieplan:
Ik zoek eerst op internet informatie op. Moest ik er dan nog niet voldoende over weten, vraag ik het aan een dokter die ik ken.
Deze informatie wil ik delen met de kleuters die erover bezig waren, omdat ik echt het gevoel heb dat ze er nood aan hebben.

Leerplandoelen WO die ik wou bereiken en doelen waarin ik me wou verdiepen:
4.5 Kinderen kunnen zich verplaatsen in de gedachten, gevoelens en waarnemingen van
anderen en houden daar rekening mee.
4.7 Kinderen kunnen respect en waardering opbrengen.
7.14 Kinderen zien in dat leefgewoonten de gezondheid kunnen bevorderen en handelen er naar.
7.15 Kinderen trachten door hun gedrag gezondheidsrisico’s te vermijden.

Mijn leerresultaat:

- oorzaak/besmetting:
Elk koortsblaasje bevat miljoenen virussen, die zich kunnen verspreiden via de slijmvliezen of de beschadigde huid. Vooral als de blaasjes openbarsten, is er een grote kans op besmetting.
Door de vele zoentjes die we als kind krijgen, worden we meestal van jongs af aan al besmet. Soms veroorzaakt dit eerste contact met het virus meteen een algemene infectie of een ontsteking in en rond de mond (de zogenaamde muilplaag), maar meestal komt de besmetting pas jaren later aan de oppervlakte.
Men schat dat 90% van de bevolking drager is van het herpesvirus simplus type 1 (g dit veroorzaakt lippenherpes = koortsblaasjes), maar enkel 20% is geconfronteerd met de koortsblaasjes. Gemiddeld krijgt een ’koortsblaaslijder’ twee- tot driemaal per jaar te maken met een aanval.


- Ontwikkelingsfactoren:
* stress of een hevige emotie
* vermoeidheid
* een verkoudheid of een koortsachtige toestand (vandaar de benaming koortsblaasjes)
* een blootstelling aan de zon of zonnebanken
* de kou
* een hormonale storing of tijdens de maanstonden
* een immuniteitsvermindering
* bepaalde medicamenten (immuniteitsonderdrukkers, AIDS-behandeling,….)
* een huidontsteking

- Symptomen:
Koortsblaasjes verschijnen meestal aan de rand van de lippen, maar ze kunnen ook opkomen in de mond, op de kin, de neus, de wangen, het voorhoofd en zelfs op andere lichaamsdelen.
Het koortsblaasje verschijnt, ontwikkelt zich en heelt zich op een periode gevat tussen 6 à 12 dagen.
De evolutie doet zich voor in 6 fasen :
fase 1: voorlooptekensDe eerste aanduidingen zijn prikkelingen,jeuken en een branderig gevoel, dit duurt ongeveer 6 uren .
fase 2: voorverschijnselen van de blaren Het verschijnen van platte vlekken,rode huid soms lichtjes gezwollen. Deze periode kan ongeveer 24 uren duren.
fase 3: puistjesperiodeDe blaren verdikken en de puistjes komen te voorschijn (kleine rode zwellingen). Deze periode duurt 1 tot 2 dagen
fase 4: stadium van blaasjes en korstenDe blaar tot rijping gekomen vormt de blaas: de puistjes opgedikt door een helder vocht zijn aanwezig gedurende meerdere dagen. Het besmettingsrisico vanaf dit stadium is enorm groot . De blaasjes verschijnen afzonderlijk of in trosjes, zij veroorzaken pijn of jeuk.
fase 5: de zwering De blaasjes en de puistjes springen open en vormen pijnlijke en etterende wonden.
fase 6 : de korstenGeelachtige korsten doen zich voor wanneer de verwonding uitdroogt. Het besmettingsrisico is nu zwak. De spontane genezing zal 6 à 7 dagen in beslag nemen en laat geen sporen na.


- Behandeling:
Antivirale zalf (in de apotheek, zonder voorschrift)
In normale omstandigheden verdwijnt een koortsblaasje spontaan na 7 tot 10 dagen.
Het is niet direct nodig om een arts te raadplegen wanneer je een koortsblaasje hebt. Pas als het blaasje langer dan twee weken aanwezig blijft, is medisch advies geboden.


- Complicaties
Blindheid : een herpesinfectie van de ogen kan tot blindheid leiden. Daarom wordt bij zwangere vrouwen met een acute opstoot van genitale herpes bij de geboorte een keizersnede toegepast om besmetting van de ogen van de baby te voorkomen. Hier is ook een grote vorm van preventie te vermelden : personen met koortsblaasjes mogen geen contact met pasgeborenen hebben, goede handhygiëne, moeders met koortsblaasjes mogen hun baby niet knuffelen en dragen een masker, borstvoeding kan niet, bij actieve vaginale letstel moet een sectio (keizersnede) gedaan worden als de vliezen nog niet langdurig gebroken zijn, immers bij gebroken vliezen kan er een opstijgende infectie ontstaan.


Bronnen:
http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=48
http://www.cm.be/nl/100/klachten_en_ziekten/i-m/koortsblaasjes/koortsblaasjes.jsp
(Bron ‘Zal ik de dokter bellen? Medisch ABC voor het hele gezin’, dokter Michiel Callens, uitgeverij Lannoo, 2009, 319 pagina’s)

http://pharmadata.starconet.com/Datas/NL/raad/datas/koortsblaasje.htm


Conclusie / betekenis voor de kleuters:

Koortsblaasjes niet aanraken, er zeker niet aan krabben => besmettingsgevaar is zeer groot!! (voor jezelf + anderen)
! vaak handenwassen, zeker na elk contact met het koortsblaasje ! niet uit dezelfde bekers drinken, niet hetzelfde washandje / handdoek gebruiken

woensdag 18 mei 2011

Op zoek naar mijn eigen explorerende grondhouding binnen het interessespoor "grond en aarde"

Vaststelling:
Tijdens mijn stageperiode stel ik vast dat ik mijn eigen explorerende grondhouding veel te weinig inzet bij mijn activiteiten in de kleuterklas. Ik ben er wel van overtuigd dat ik die ergens “in mij” heb, maar dat ik er niet genoeg aandacht aan besteed om deze ook goed te benutten.

Leerwens:
Ik wil mijn eigen explorerende grondhouding beter benutten en gericht inzetten om mijn kleuters een rijker aanbod te kunnen bieden. Hierdoor wil ik bereiken dat mijn activiteiten echt in de diepte kunnen gaan, wat voor de kinderen op verschillende vlakken een meerwaarde gaat zijn.

Actieplan:
Ik volg het interessespoor van de kleuters rond “grond en aarde” op en werk hier een waarneming voor uit.
Concreet aanpak / hulpmiddelen:
- Een explorerende grondhouding… (visie op WO) a mijn eigen explorerende grondhouding zo goed mogelijk inzetten
- Nadenken over verschillende soorten vragen en prikkels
- Zelf gaan exploreren en verkennen van grond en aarde
- Aanvullende informatie & ideeën opzoeken (internet, eventueel bibliotheek)

Leerplandoelen WO die ik wou bereiken en doelen waarin ik me wou verdiepen:
0.2 Kinderen uiten hun verwondering over het (on)(be)grijpbare, het goede, het mooie, het mysterieuze, het verrassende, … in de wereld
0.9 Kinderen kunnen nauwkeurig waarnemen met al hun zintuigen
3.1 Kinderen zijn gevoelig voor en genieten van de muzische expressie in hun omgeving.

Mijn leerproces:
Ik ben eerst verschillende soorten grond gaan halen om zelf te kunnen exploreren. In het begin had ik er moeite mee om met dit materiaal te gaan exploreren. Maar ik heb geprobeerd me in te leven in mijn kleuters, te doen wat zij zouden doen, mijn zintuigen bewust en actief in te zetten. Op die manier begon ik eerst met mijn handen aan de verschillende soorten grond te voelen. Wel raar in het begin, maar na een tijd wel prettig. Ik vroeg me af hoe ik nog op een andere manier het verschil tussen de soorten kon voelen. Ik ging er eens met mijn blote voeten in staan. Brrr, koud, en het kriebelt … en die met de steentjes voelt toch niet zo fijn aan. Het is voor mij wel moeilijker om met mijn voeten het verschil te voelen. Zou dat voor de kleuters ook zo zijn?...
Ik ging ook gericht andere zintuigen inzetten om het materiaal te verkennen. Het verschil rieken was toch wel moeilijk…
Ik bekeek de grond eens goed. Wat zit er allemaal in? Naast de aarde zie ik nog steentjes en kleine deeltjes van plantjes. Ik haal mijn vergrootglas om nog gedetailleerder te kunnen waarnemen. Zou dit een worteltje zijn van één of andere plant?
Ik probeer nog vanalles, dan heb ik een idee … Als ik er nu eens water bij doe? Hoe zou de grond dan veranderen? Kan ik het verschil dan nog even goed voelen? …
Mijn exploratie ging nog eventjes door, eerst met vochtige en dan met natte grond.
Ik vroeg me wel af hoe het komt dat de soorten grond zo van kleur verschillen? De één is licht bruin, de andere heel donker en weer en andere is bijna geel? Dit ga ik wel even opzoeken op internet. Evenzo het verschil tussen “grond” en “aarde”.


Definitie Grond
(Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie )
Doorsnede bovenlaag van het aardoppervlak
Grond is een mengsel van verweerd materiaal, vloeistoffen en gassen dat aan het aardoppervlak of (vlak) daaronder voorkomt. Het niet verweerde vaste materiaal noemt men rots.
Het verweringsproces is een gevolg van inwerking van vorst en dooi, inwerking van de zon, regen en wind op de rots, welke uiteindelijk tot breuk in het rotsgesteente leidt. De rotsblokken komen hierdoor los, en rollen naar beneden, alwaar kleine delen worden meegevoerd door rivieren, richting de rivierdelta. Door verdere slijtage ontstaan steeds kleinere delen, achtereenvolgens grind, zand en ten slotte
slib.
Aarde
De algemene benaming voor grond is aarde. Dit is tevens de aanduiding van een van de vier klassieke
elementen.




Op volgende websites heb ik nog meer achtergrondinformatie gevonden:
http://home.deds.nl/~grondigbekeken/800/grondigbekeken.html
http://nl.wikipedia.org/wiki/Grond





Betekenis voor de kleuters:
Doordat ik eerst zelf geëxploreerd heb met verschillende soorten grond, heb ik mij meer kunnen inleven in de kleuters, waardoor ik mijn waarnemingsactiviteit beter heb kunnen voorbereiden. Dit had wel positieve invloed op de activiteit zelf en de betrokkenheid van de kleuters (zie foto’s).
Na deze activiteit kende het spel in de aardebak hogere betrokkenheid en nieuwe ideeën door de kleuters en mij.



zondag 19 december 2010

Bestaansdimensie: techniek

Na de les techniek die we van Jeanine hebben gekregen, werd ik me er terug van bewust dat ik in mijn dagelijks leven weinig aandacht besteed aan techniek (ook ben ik er waarschijnlijk wel vaak mee bezig, maar dan onbewust).

leerwens:
Ik wil in eerste instantie gewoon bewuster omgaan met techniek in mijn dagelijks leven, vooral als ik met kinderen bezig ben. Op die manier wil ik er een beeld van krijgen wat zowel ik al ook mijn omgeving (vooral kinderen) al dan niet doe(n) rond techniek om dan later, vooral in mijn stage, echt met concrete acties rond techniek aan de slag te kunnen gaan.

actieplan:
Ik moet volgende week 2 uur op mijn nicht van 13 maanden passen. Gedurende deze 2 uurtjes ga ik er bewust op letten hoe zij met techniek bezig is. (Ze is nog maar een jaar oud, ik ben echt wel benieuwd in hoeverre ze al met techniek bezig is.)

leereffect:
Ik vind het zelf ongelofelijk wat ik in deze korte tijd gezien heb rond techniek bij een peuter. We zaten in de zetel, Jolien op mijn schoot, rond haar o.a. een speelgoedtelefoon en drie afstandsbedieningen. Eén van die drie trok haar aandacht op zich. Ze had snel door dat er links en rechts kleppen waren die ze kon opendoen. Daaronder kwamen nog meer knopjes ten voorschijn, maar na een paar keer erop duwen en uitproberen, waren die niet meer zo interessant. Wel die 2 kleppen, hoe die werken onderzocht ze met grote BTH. Na enkele minuten had Jolien door dat ze de afstandsbediening ook schuin kon houden en zo de kleppen open laten vallen. Ze was er wel zo'n 20minuten mee bezig om deze afstandsbediening te onderzoeken. Volgens mij was ze heel erg met techniek bezig. Ik denk dat wel alle 3 H's aan bod kwamen, maar vooral handen en hoofd.
Even later zat ze terug op mijn schoot, met haar rug naar mij toe. Ik zong "ju-ju- paardje" en liet haar op en af schommelen door mijn knieën te bewegen. Op het einde liet ze zich achterwaards tegen mij aan vallen. En zo ontstond een nieuw spel en tegelijkertijd een nieuw experiment rond techniek, maar dan met haar eigen lichaam als middel. Het was duidelijk dat vooral het H van hart aan bod kwam, Jolien lachte zich elke keer kapot als ze zich liet vallen. En daarna begon weer het "moeilijke gedeelte", terug gaan rechtzitten...
Het leereffect bij mij: Ik heb vooral met het hoofd en hart ervaringen opgedaan, ik heb gezien hoe een peuter met techniek bezig is en ik heb daar echt van genoten.

Leerplan-doelen WO, nieuwe leerplan techniek:
2.9: De kleuters tonen een experimentele en explorerende aanpak om meer te weten te komen over techniek.
(In dit geval ging het om een peuter, dus ze besefte misschien niet dat ze echt met techniek bezig was, maar haar experimentele en explorerende aanpak was voor mij heel duidelijk, en volgens mij was ze ook zeker en vast met techniek bezig, maar dan op haar niveau.)

zondag 24 oktober 2010

Bestaansdimensie: mens en medemens

Ik stel vast dat ik niet dikwijls een boek voorlees aan kinderen. Dit komt omdat ik me onzeker voel in mijn uitspraak en vooral intonatie als ik een tekst of verhaal moet voorlezen in het Nederlands. Ik ben me ervan bewust wat ik wel al kan en daar ga ik op vertrouwen om te kunnen oefenen in wat nog wat moeilijker is voor mij.
.
Leerwens:
Ik wil de drempel overwinnen en voorlezen oefenen.
.
Actieplan:
Omdat ik op dit moment nog geen stage doe, ga ik een boek voorlezen aan mijn nicht van 3 jaar. Ik kies in de mediatheek een boek dat voor haar geschikt is. Ik vraag aan mijn schoonzus of ze wil filmen als ik aan het voorlezen ben. Nadien gaan wij de video bekijken (en vooral beluisteren) om op deze manier mijn "fouten" tijdens het voorlezen op te sporen. Ik ga dit regelmatig doen en hoop zo op een verbetering gedurende dit schooljaar.

donderdag 13 mei 2010

Bestaansdimensie: het muzische

Ik stel vast dat ik het muzische te weinig aan bod laat komen in mijn activiteiten tijdens mijn stage. Ik doe dat zelf wel graag (schilderen, muziek spelen, zingen,…), maar door gebrek aan tijd ben ik er zelf ook niet meer veel bezig.
. ///
Leerwens:
Ik wil het muzische meer inzetten in mijn lessen, om zo kinderen de kans te geven om het muzische en creatieve in hun eigen te kunnen ontdekken.
. //
Actieplan:
Ik werk met de kleuters rond het thema “mama’s feest”. Ik leg het accent op gevoelens en werk daar één les rond uit. De kleuters leren zo gevoelens kennen en benoemen en op het einde van de les mogen ze samen een schilderij maken over hun gevoelens.
. //
Leerplandoelen WO die ik wou bereiken en doelen waarin ik me wou verdiepen:
3.1 Kinderen zijn gevoelig voor en genieten van de muzische expressie in hun omgeving.
- genieten van kunstwerken,…


3.2 Kinderen zijn zich bewust van de gevoelens die schoonheidservaringen bij hen oproepen
en durven die uiten.

- gevoelens van bewondering, verwondering, ontroering, vreugde,… kunnen herkennen en
laten blijken;

3.5 Kinderen houden rekening met verschillende schoonheidsaspecten als ze zelf iets maken
of uitdrukken.

3.6 Kinderen combineren woord, beweging, beeld, drama, muziek,… om de ervaringen rond
een thema of project naar anderen te communiceren

- bij de voorstelling van een thema gebruik maken van een zelfgemaakt schilderij
. /
Mijn leerresultaat:
Het belangrijkste dat ik tijdens deze activiteit heb opgemerkt, is hoe betrokken de kleuters bezig waren tijdens het schilderen en hoe groot hun betrokkenheid was. Ik leer daaruit dat het heel belangrijk is om dit soort activiteiten vaker aan te bieden, omdat het een andere manier van werken is waardoor de kinderen ook op een andere manier kunnen leren en hun gevoelens en gedachten kunnen uitdrukken.
Toen de kleuters over hun kunstwerk vertelden, werd me bewust dat op dit blad papier veel meer op staat dan maar een beetje verf. De kleuters hebben hun gedachten erop geschreven door middel van de verf.
Ik weet nu dat deze vorm van expressie heel goed kan werken voor kleuters en ik denk dat dit een manier is om bij bepaalde kleuters dingen te weten te komen waar ze anders niet over zouden praten. Dit inzicht vind ik heel belangrijk als leerkracht.